stappen

Conjugations List of Stappen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstapstapteben gestapt
jij, je, ustaptstaptebent gestapt
hij, zij, hetstaptstapteis gestapt
wijstappenstaptenzijn gestapt
julliestappenstaptenzijn gestapt
zij, zestappenstaptenzijn gestapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Stappen with some of the pronouns.

  • Ik stap naar de supermarkt.
  • Jij stapt snel door het park.
  • Hij stapt graag in de bus.
  • Wij stappen samen naar school.
  • Zij stappen elke dag naar hun werk.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Stappen with some of the pronouns.

  • Vroeger stapte ik altijd naar school.
  • Toen ik jong was, stapte ik op de fiets.
  • Hij stapte langzaam door de straat.
  • Wij stapten vaak samen naar het park.
  • Zij stapten vroeg in de ochtend.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Stappen with some of the pronouns.

  • Ik ben naar de stad gestapt.
  • Jij hebt gisteren veel gestapt.
  • Hij is naar het museum gestapt.
  • Wij zijn naar het strand gestapt.
  • Zij hebben een lange afstand gestapt.