beslaan

Conjugations List of Beslaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeslabesloegheb beslagen
jij, je, ubeslaatbesloeghebt beslagen
hij, zij, hetbeslaatbesloegheeft beslagen
wijbeslaanbesloegenhebben beslagen
julliebeslaanbesloegenhebben beslagen
zij, zebeslaanbesloegenhebben beslagen

Presens
Beta

Example presens sentences for Beslaan with some of the pronouns.

  • De ramen beslaan als het buiten koud is.
  • Mijn bril beslaat wanneer ik van buiten naar binnen ga.
  • De spiegel beslaat door de hete douche.
  • Als ik hardloop, beslaat mijn adem mijn bril.
  • De autoruiten beslaan als het regent.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beslaan with some of the pronouns.

  • Vroeger besloegen de ramen altijd in de winter.
  • Mijn bril besloeg regelmatig tijdens het fietsen naar school.
  • De spiegel besloeg telkens als we een heet bad namen.
  • Toen ik jong was, besloegen mijn brillenglazen vaak als ik rende.
  • De autoruiten besloegen snel in vochtige omstandigheden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beslaan with some of the pronouns.

  • De ramen zijn beslagen toen we thuiskwamen.
  • Ik heb gemerkt dat mijn bril beslagen was na het sporten.
  • De spiegel is beslagen geweest na het douchen.
  • Toen ik buiten rende, waren mijn brillenglazen beslagen.
  • De autoruiten waren beslagen na een nacht regen.