combineren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | combineer | combineerde | heb gecombineerd |
jij, je, u | combineert | combineerde | hebt gecombineerd |
hij, zij, het | combineert | combineerde | heeft gecombineerd |
wij | combineren | combineerden | hebben gecombineerd |
jullie | combineren | combineerden | hebben gecombineerd |
zij, ze | combineren | combineerden | hebben gecombineerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Combineren with some of the pronouns.
- Ik combineer graag verschillende smaken in mijn gerechten.
- Hij combineert zijn passie voor kunst met zijn job als advocaat.
- Zij combineert haar studie met een bijbaan in een café.
- We combineren onze krachten om dit project tot een succes te maken.
- Jullie combineren sport en plezier tijdens jullie teamuitjes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Combineren with some of the pronouns.
- Ik combineerde altijd al graag verschillende kleuren in mijn schilderijen.
- Hij combineerde vroeger zijn hobby's met zijn drukke baan.
- Zij combineerde haar studie met vrijwilligerswerk in haar vrije tijd.
- We combineerden onze inspanningen om het doel te bereiken.
- Jullie combineerden muziek en dans tijdens jullie optredens.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Combineren with some of the pronouns.
- Ik heb verschillende ingrediënten gecombineerd om deze nieuwe smaak te creëren.
- Hij heeft zijn reisplannen gecombineerd met werkafspraken in het buitenland.
- Zij heeft haar kennis van marketing gecombineerd met haar creatieve vaardigheden.
- We hebben de beste elementen uit beide ontwerpen gecombineerd.
- Jullie hebben jullie vakantieplanning gecombineerd met familieverplichtingen.