bezichtigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bezichtig | bezichtigde | heb bezichtigd |
jij, je, u | bezichtigt | bezichtigde | hebt bezichtigd |
hij, zij, het | bezichtigt | bezichtigde | heeft bezichtigd |
wij | bezichtigen | bezichtigden | hebben bezichtigd |
jullie | bezichtigen | bezichtigden | hebben bezichtigd |
zij, ze | bezichtigen | bezichtigden | hebben bezichtigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bezichtigen with some of the pronouns.
- Ik bezichtig een museum.
- Jij bezichtigt het huis.
- Hij bezichtigt de bezienswaardigheden.
- Wij bezichtigen de tentoonstelling.
- Zij bezichtigen de oude kerk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bezichtigen with some of the pronouns.
- Ik bezichtigde het kasteel.
- Jij bezichtigde de markt.
- Hij bezichtigde het paleis.
- Wij bezichtigden de grachten.
- Zij bezichtigden de molens.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bezichtigen with some of the pronouns.
- Ik heb een huis bezichtigd.
- Jij hebt de schilderijen bezichtigd.
- Hij heeft het monument bezichtigd.
- Wij hebben de historische gebouwen bezichtigd.
- Zij hebben de tuinen bezichtigd.