sparen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spaar | spaarde | heb gespaard |
jij, je, u | spaart | spaarde | hebt gespaard |
hij, zij, het | spaart | spaarde | heeft gespaard |
wij | sparen | spaarden | hebben gespaard |
jullie | sparen | spaarden | hebben gespaard |
zij, ze | sparen | spaarden | hebben gespaard |
PresensBeta
Example presens sentences for Sparen with some of the pronouns.
- Ik spaar elke maand geld voor mijn vakantie.
- Jij spaart graag postzegels als hobby.
- Hij/zij spaart al jaren voor een nieuwe auto.
- Wij sparen samen voor een gezamenlijk cadeau.
- Jullie sparen energie door de lampen uit te doen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Sparen with some of the pronouns.
- Ik spaarde vroeger ieder dubbeltje dat ik verdiende.
- Jij spaarde als kind vaak plaatjes van voetballers.
- Hij/zij spaarde elke week een vast bedrag op zijn/haar spaarrekening.
- Wij spaarden alle bonnetjes voor belastingaangifte.
- Jullie spaarden geld voor het goede doel.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Sparen with some of the pronouns.
- Ik heb geld gespaard om een nieuwe laptop te kopen.
- Jij hebt veel munten gespaard sinds je kind bent.
- Hij/zij heeft genoeg geld gespaard om op reis te gaan.
- Wij hebben een flink bedrag gespaard voor ons huwelijk.
- Jullie hebben tijd bespaard door de snelweg te nemen.