feesten

Conjugations List of Feesten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfeestfeestteheb gefeest
jij, je, ufeestfeesttehebt gefeest
hij, zij, hetfeestfeestteheeft gefeest
wijfeestenfeesttenhebben gefeest
julliefeestenfeesttenhebben gefeest
zij, zefeestenfeesttenhebben gefeest

Presens

Example presens sentences for Feesten with some of the pronouns.

  • Ik feest graag met vrienden in het weekend.
  • Jij feest vaak op grote evenementen.
  • Hij/zij feest tot laat in de nacht.
  • Wij feesten altijd op oudejaarsavond.
  • Zij feesten samen op hun verjaardagen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Feesten with some of the pronouns.

  • Vroeger feestte ik elk weekend met mijn vrienden.
  • Toen ik jonger was, feestte ik regelmatig tot in de vroege uurtjes.
  • Hij/zij feestte altijd mee op familiebijeenkomsten.
  • Wij feestten vroeger veel tijdens de zomervakantie.
  • Zij feestten samen tijdens hun studententijd.

Perfectum

Example perfectum sentences for Feesten with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteravond gefeest met mijn collega's.
  • Jij bent al naar verschillende feesten geweest deze zomer.
  • Hij/zij heeft vorige week een geweldig feest gehad.
  • Wij hebben vorig jaar op Ibiza gefeest.
  • Zij zijn onlangs naar een feest in Amsterdam geweest.