uitzenden

Conjugations List of Uitzenden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzend uitzond uitheb uitgezonden
jij, je, uzendt uitzond uithebt uitgezonden
hij, zij, hetzendt uitzond uitheeft uitgezonden
wijzenden uitzonden uithebben uitgezonden
julliezenden uitzonden uithebben uitgezonden
zij, zezenden uitzonden uithebben uitgezonden

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitzenden with some of the pronouns.

  • Ik zend een tv-programma uit.
  • Jij zendt de documentaire uit.
  • Hij/zij/ze zendt de live-uitzending uit.
  • Wij zenden het sportevenement uit.
  • Jullie zenden de nieuwsreportage uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitzenden with some of the pronouns.

  • Ik zond vroeger veel programma's uit.
  • Jij zond de show wekelijks uit.
  • Hij/zij/ze zond de herhaling uit.
  • Wij zonden de talkshow elke avond uit.
  • Jullie zonden de muziekvideo's uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitzenden with some of the pronouns.

  • Ik heb het interview uitgezonden.
  • Jij hebt de wedstrijd uitgezonden.
  • Hij/zij/ze heeft de filmuitzending uitgezonden.
  • Wij hebben de serie-aflevering uitgezonden.
  • Jullie hebben de reclamespot uitgezonden.