veroordelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | veroordeel | veroordeelde | heb veroordeeld |
jij, je, u | veroordeelt | veroordeelde | hebt veroordeeld |
hij, zij, het | veroordeelt | veroordeelde | heeft veroordeeld |
wij | veroordelen | veroordeelden | hebben veroordeeld |
jullie | veroordelen | veroordeelden | hebben veroordeeld |
zij, ze | veroordelen | veroordeelden | hebben veroordeeld |
Presens
Example presens sentences for Veroordelen with some of the pronouns.
- Ik veroordeel zijn gedrag.
- Jij veroordeelt de beslissing van de rechter.
- Hij veroordeelt criminaliteit streng.
- Zij veroordelen het gebruik van geweld.
- Wij veroordelen elk vorm van discriminatie.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Veroordelen with some of the pronouns.
- Ik veroordeelde zijn gedrag al jaren geleden.
- Jij veroordeelde de dief direct na de inbraak.
- Hij veroordeelde de maatregel als onrechtvaardig.
- Zij veroordeelden de politicus voor corruptie.
- Wij veroordeelden het gebrek aan transparantie.
Perfectum
Example perfectum sentences for Veroordelen with some of the pronouns.
- Ik heb zijn acties veroordeeld.
- Jij hebt de verdachte al veroordeeld.
- Hij heeft zichzelf veroordeeld tot een eenzaam leven.
- Zij hebben het bedrijf veroordeeld voor milieuschade.
- Wij hebben de dader veroordeeld tot levenslang.