klaarstaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sta klaar | stond klaar | heb klaargestaan |
jij, je, u | staat klaar | stond klaar | hebt klaargestaan |
hij, zij, het | staat klaar | stond klaar | heeft klaargestaan |
wij | staan klaar | stonden klaar | hebben klaargestaan |
jullie | staan klaar | stonden klaar | hebben klaargestaan |
zij, ze | staan klaar | stonden klaar | hebben klaargestaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Klaarstaan with some of the pronouns.
- Ik sta klaar voor de vergadering.
- Jij staat klaar om te vertrekken.
- Hij staat altijd klaar om anderen te helpen.
- Zij staan klaar met goede adviezen.
- Wij staan klaar om te beginnen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Klaarstaan with some of the pronouns.
- Ik stond klaar om te vertrekken, maar het begon te regenen.
- Jij stond altijd klaar om te helpen wanneer we je nodig hadden.
- Hij stond klaar met een oplossing voor het probleem.
- Zij stonden klaar met open armen om ons te ontvangen.
- Wij stonden klaar om de wedstrijd te winnen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Klaarstaan with some of the pronouns.
- Ik heb klaargestaan om je te verwelkomen.
- Jij bent klaargestaan voor de uitdaging.
- Hij is altijd klaargestaan om zijn vrienden te steunen.
- Zij zijn klaargestaan met alle benodigdheden.
- Wij zijn klaargestaan om het project af te ronden.