bewijzen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bewijs | bewees | heb bewezen |
jij, je, u | bewijst | bewees | hebt bewezen |
hij, zij, het | bewijst | bewees | heeft bewezen |
wij | bewijzen | bewezen | hebben bewezen |
jullie | bewijzen | bewezen | hebben bewezen |
zij, ze | bewijzen | bewezen | hebben bewezen |
PresensBeta
Example presens sentences for Bewijzen with some of the pronouns.
- Ik bewijs mijn onschuld.
- Jij bewijst dat je gelijk hebt.
- Hij/zij/het bewijst zijn/haar waarde.
- Wij bewijzen onze loyaliteit.
- Zij bewijzen dat ze het kunnen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bewijzen with some of the pronouns.
- Ik bewees mijn onschuld.
- Jij bewees dat je gelijk had.
- Hij/zij/het bewees zijn/haar waarde.
- Wij bewezen onze loyaliteit.
- Zij bewezen dat ze het konden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bewijzen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn onschuld bewezen.
- Jij hebt bewezen dat je gelijk had.
- Hij/zij/het heeft zijn/haar waarde bewezen.
- Wij hebben onze loyaliteit bewezen.
- Zij hebben bewezen dat ze het konden.