meezingen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zing mee | zong mee | heb meegezongen |
jij, je, u | zingt mee | zong mee | hebt meegezongen |
hij, zij, het | zingt mee | zong mee | heeft meegezongen |
wij | zingen mee | zongen mee | hebben meegezongen |
jullie | zingen mee | zongen mee | hebben meegezongen |
zij, ze | zingen mee | zongen mee | hebben meegezongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Meezingen with some of the pronouns.
- Ik zing altijd mee tijdens concerten.
- Jij zingt graag mee met de liedjes op de radio.
- Hij/zij zingt vrolijk mee in het koor.
- Wij zingen samen met vrienden mee tijdens karaoke-avonden.
- Jullie zingen enthousiast mee met de schoolmusical.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meezingen with some of the pronouns.
- Ik zong vroeger altijd mee met mijn favoriete band.
- Jij zong gisteren mee tijdens het uitgaan.
- Hij/zij zong vrolijk mee tijdens de autorit.
- Wij zongen enthousiast mee tijdens het kampvuur.
- Jullie zongen luidkeels mee met het concert.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meezingen with some of the pronouns.
- Ik heb vorige week meegezongen in een talentenshow.
- Jij bent al eerder meegezongen tijdens een optreden.
- Hij/zij heeft gisteren meegezongen met het kinderkoor.
- Wij hebben samen meegezongen op het feestje van onze vriend.
- Jullie zijn vaak meegezongen bij muziekfestivals.