luchten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lucht | luchtte | heb gelucht |
jij, je, u | lucht | luchtte | hebt gelucht |
hij, zij, het | lucht | luchtte | heeft gelucht |
wij | luchten | luchtten | hebben gelucht |
jullie | luchten | luchtten | hebben gelucht |
zij, ze | luchten | luchtten | hebben gelucht |
PresensBeta
Example presens sentences for Luchten with some of the pronouns.
- Ik lucht de kamer elke ochtend.
- Jij lucht regelmatig je hoofd door een wandeling te maken.
- Hij lucht zijn frustraties door met vrienden te praten.
- Wij luchten de hond in het park.
- Zij luchten hun gevoelens tijdens de therapie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Luchten with some of the pronouns.
- Ik luchtte de kamer elke ochtend toen ik nog thuis woonde.
- Jij luchtte regelmatig je hoofd door naar muziek te luisteren.
- Hij luchtte zijn frustraties door te sporten.
- Wij luchtten de hond altijd in het park.
- Zij luchtten hun gevoelens tijdens de familiebijeenkomst.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Luchten with some of the pronouns.
- Ik heb de kamer gelucht voordat de gasten arriveerden.
- Jij hebt je hoofd gelucht door op vakantie te gaan.
- Hij heeft zijn frustraties gelucht door een brief te schrijven.
- Wij hebben de hond in het park gelucht.
- Zij hebben hun gevoelens gelucht tijdens de bijeenkomst.