uitputten

Conjugations List of Uitputten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikput uitputte uitheb uitgeput
jij, je, uput uitputte uithebt uitgeput
hij, zij, hetput uitputte uitheeft uitgeput
wijputten uitputten uithebben uitgeput
jullieputten uitputten uithebben uitgeput
zij, zeputten uitputten uithebben uitgeput

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitputten with some of the pronouns.

  • Ik put mezelf uit tijdens het sporten.
  • Jij put jezelf uit met al dat harde werk.
  • Hij/Zij/Het put zichzelf uit door te veel te werken.
  • Wij putten onszelf uit door lange wandelingen te maken.
  • Jullie putten jezelf uit met die intense trainingen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitputten with some of the pronouns.

  • Ik putte mezelf uit tijdens de vorige wedstrijd.
  • Jij putte jezelf uit met die zware klus.
  • Hij/Zij/Het putte zichzelf uit toen hij/zij te laat kwam.
  • Wij putten onszelf uit door nachtenlang te studeren.
  • Jullie putten jezelf uit tijdens die moeilijke periode.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitputten with some of the pronouns.

  • Ik heb mezelf uitgeput na de marathon.
  • Jij hebt jezelf uitgeput met al dat zware tillen.
  • Hij/Zij/Het heeft zichzelf uitgeput door non-stop te dansen.
  • Wij hebben onszelf uitgeput tijdens de bergbeklimming.
  • Jullie hebben jezelf uitgeput met die lange fietstocht.