aanwinnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | win aan | won aan | heb aangewonnen |
jij, je, u | wint aan | won aan | hebt aangewonnen |
hij, zij, het | wint aan | won aan | heeft aangewonnen |
wij | winnen aan | wonnen aan | hebben aangewonnen |
jullie | winnen aan | wonnen aan | hebben aangewonnen |
zij, ze | winnen aan | wonnen aan | hebben aangewonnen |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanwinnen with some of the pronouns.
- Ik win terrein aan in de markt.
- Jij wint steun aan bij je vrienden.
- Hij wint tijd aan door efficiënt te werken.
- Zij wint vertrouwen aan met haar betrouwbare karakter.
- Wij winnen kennis aan door te blijven leren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanwinnen with some of the pronouns.
- Ik won terrein aan in de markt.
- Jij won steun aan bij je vrienden.
- Hij won tijd aan door efficiënt te werken.
- Zij won vertrouwen aan met haar betrouwbare karakter.
- Wij wonnen kennis aan door te blijven leren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanwinnen with some of the pronouns.
- Ik heb terrein gewonnen in de markt.
- Jij hebt steun gewonnen bij je vrienden.
- Hij heeft tijd gewonnen door efficiënt te werken.
- Zij heeft vertrouwen gewonnen met haar betrouwbare karakter.
- Wij hebben kennis gewonnen door te blijven leren.