afbeelden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beeld af | beeldde af | heb afgebeeld |
jij, je, u | beeldt af | beeldde af | hebt afgebeeld |
hij, zij, het | beeldt af | beeldde af | heeft afgebeeld |
wij | beelden af | beeldden af | hebben afgebeeld |
jullie | beelden af | beeldden af | hebben afgebeeld |
zij, ze | beelden af | beeldden af | hebben afgebeeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Afbeelden with some of the pronouns.
- Ik beeld een landschap af.
- Jij beeldt een portret af.
- Hij/Zij beeldt een dier af.
- Wij beelden een abstracte vorm af.
- Zij beelden historische gebeurtenissen af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afbeelden with some of the pronouns.
- Vroeger beeldde ik graag landschappen af.
- In mijn jeugd beeldde jij vaak stripfiguren af.
- Toen zij jong was, beeldde ze altijd dansers af.
- Wij beeldden onze familieleden af tijdens de vakanties.
- Jullie beeldden sprookjesachtige scènes af in jullie tekeningen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afbeelden with some of the pronouns.
- Ik heb een kunstwerk afgebeeld.
- Jij hebt jezelf goed afgebeeld in die foto.
- Hij/Zij heeft haar fantasiewereld afgebeeld.
- Wij hebben het verhaal treffend afgebeeld.
- Zij hebben de emotie perfect afgebeeld op het doek.