ombouwen

Conjugations List of Ombouwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbouw ombouwde omheb omgebouwd
jij, je, ubouwt ombouwde omhebt omgebouwd
hij, zij, hetbouwt ombouwde omheeft omgebouwd
wijbouwen ombouwden omhebben omgebouwd
julliebouwen ombouwden omhebben omgebouwd
zij, zebouwen ombouwden omhebben omgebouwd

Presens
Beta

Example presens sentences for Ombouwen with some of the pronouns.

  • Ik bouw een huis om.
  • Jij bouwt de schuur om.
  • Hij/Zij bouwt de winkel om.
  • Wij bouwen de zolder om.
  • Jullie bouwen het kantoor om.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ombouwen with some of the pronouns.

  • Ik bouwde vroeger huizen om.
  • Jij bouwde de schuur vorig jaar om.
  • Hij/Zij bouwde de winkel jaren geleden om.
  • Wij bouwden de zolder in het verleden om.
  • Jullie bouwden het kantoor eerder om.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ombouwen with some of the pronouns.

  • Ik heb het huis omgebouwd.
  • Jij hebt de schuur omgebouwd.
  • Hij/Zij heeft de winkel omgebouwd.
  • Wij hebben de zolder omgebouwd.
  • Jullie hebben het kantoor omgebouwd.