vergokken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vergok | vergokte | heb vergokt |
jij, je, u | vergokt | vergokte | hebt vergokt |
hij, zij, het | vergokt | vergokte | heeft vergokt |
wij | vergokken | vergokten | hebben vergokt |
jullie | vergokken | vergokten | hebben vergokt |
zij, ze | vergokken | vergokten | hebben vergokt |
PresensBeta
Example presens sentences for Vergokken with some of the pronouns.
- Ik vergok mijn geld in het casino.
- Jij vergokt altijd je tijd met nutteloze dingen.
- Hij vergokt zijn spaargeld aan gokkasten.
- Zij vergokken hun winst in het online casino.
- Wij vergokken onze laatste centen aan loterijen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vergokken with some of the pronouns.
- Ik vergokte altijd mijn geld in het casino.
- Jij vergokte altijd je tijd met nutteloze dingen.
- Hij vergokte zijn spaargeld aan gokkasten.
- Zij vergokten hun winst in het online casino.
- Wij vergokten onze laatste centen aan loterijen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vergokken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn geld vergokt in het casino.
- Jij hebt altijd je tijd vergokt met nutteloze dingen.
- Hij heeft zijn spaargeld aan gokkasten vergokt.
- Zij hebben hun winst in het online casino vergokt.
- Wij hebben onze laatste centen aan loterijen vergokt.