bespieden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bespied | bespiedde | heb bespied |
jij, je, u | bespiedt | bespiedde | hebt bespied |
hij, zij, het | bespiedt | bespiedde | heeft bespied |
wij | bespieden | bespiedden | hebben bespied |
jullie | bespieden | bespiedden | hebben bespied |
zij, ze | bespieden | bespiedden | hebben bespied |
PresensBeta
Example presens sentences for Bespieden with some of the pronouns.
- Ik bespied mijn buurman vanuit mijn raam.
- Jij bespiedt de vogels in het park.
- Hij bespiedt zijn collega's tijdens de lunchpauze.
- Wij bespieden de bezoekers in het museum.
- Zij bespieden de buren door de heg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bespieden with some of the pronouns.
- Ik bespiede mijn buurman vanuit mijn raam.
- Jij bespiedde de vogels in het park.
- Hij bespiedde zijn collega's tijdens de lunchpauze.
- Wij bespiedden de bezoekers in het museum.
- Zij bespiedden de buren door de heg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bespieden with some of the pronouns.
- Ik heb mijn buurman bespied vanuit mijn raam.
- Jij hebt de vogels in het park bespied.
- Hij heeft zijn collega's bespied tijdens de lunchpauze.
- Wij hebben de bezoekers in het museum bespied.
- Zij hebben de buren door de heg bespied.