vangen

Conjugations List of Vangen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvangvingheb gevangen
jij, je, uvangtvinghebt gevangen
hij, zij, hetvangtvingheeft gevangen
wijvangenvingenhebben gevangen
jullievangenvingenhebben gevangen
zij, zevangenvingenhebben gevangen

Presens
Beta

Example presens sentences for Vangen with some of the pronouns.

  • Ik vang een bal tijdens het spel.
  • Jij vangt de vis in de rivier.
  • Hij vangt de vlinder met zijn netje.
  • Zij vangen de bal moeiteloos.
  • Wij vangen de dief op heterdaad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vangen with some of the pronouns.

  • Ik ving altijd de bal tijdens het spel.
  • Jij ving de vis in de rivier gisteren.
  • Hij ving vaak vlinders met zijn netje.
  • Zij vingen de bal makkelijk tijdens de wedstrijd.
  • Wij vingen de dief vorige maand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vangen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal gevangen tijdens het spel.
  • Jij hebt de vis in de rivier gevangen.
  • Hij heeft de vlinder met zijn netje gevangen.
  • Zij hebben de bal moeiteloos gevangen.
  • Wij hebben de dief op heterdaad gevangen.