afmelden

Conjugations List of Afmelden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmeld afmeldde afheb afgemeld
jij, je, umeldt afmeldde afhebt afgemeld
hij, zij, hetmeldt afmeldde afheeft afgemeld
wijmelden afmeldden afhebben afgemeld
julliemelden afmeldden afhebben afgemeld
zij, zemelden afmeldden afhebben afgemeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Afmelden with some of the pronouns.

  • Ik meld me af voor de vergadering.
  • Hij meldt zich af bij zijn werkgever.
  • Zij melden zich af voor de cursus.
  • Wij melden ons af voor het feestje.
  • Jullie melden je af voor de wedstrijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afmelden with some of the pronouns.

  • Ik meldde me af voor de vergadering.
  • Hij meldde zich af bij zijn werkgever.
  • Zij meldden zich af voor de cursus.
  • Wij meldden ons af voor het feestje.
  • Jullie meldden je af voor de wedstrijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afmelden with some of the pronouns.

  • Ik heb me afgemeld voor de vergadering.
  • Hij heeft zich afgemeld bij zijn werkgever.
  • Zij hebben zich afgemeld voor de cursus.
  • Wij hebben ons afgemeld voor het feestje.
  • Jullie hebben je afgemeld voor de wedstrijd.