draaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | draai | draaide | heb gedraaid |
jij, je, u | draait | draaide | hebt gedraaid |
hij, zij, het | draait | draaide | heeft gedraaid |
wij | draaien | draaiden | hebben gedraaid |
jullie | draaien | draaiden | hebben gedraaid |
zij, ze | draaien | draaiden | hebben gedraaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Draaien with some of the pronouns.
- Ik draai de sleutel om in het slot.
- Hij draait aan de knoppen om het geluid harder te zetten.
- Wij draaien een film op vrijdagavond.
- Jullie draaien de flessen goed dicht.
- De wind draait richting het noorden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Draaien with some of the pronouns.
- Ik draaide me om en keek achterom.
- Hij draaide langzaam zijn hoofd naar links.
- Wij draaiden vroeger altijd platen op de oude platenspeler.
- Jullie draaiden het boek per ongeluk ondersteboven.
- De molens draaiden onvermoeibaar in de wind.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Draaien with some of the pronouns.
- Ik heb de klok een uur teruggedraaid.
- Hij is vorige week met de auto in de rondte gedraaid.
- Wij hebben de situatie volledig omgedraaid.
- Jullie zijn naar links gedraaid bij de rotonde.
- De aarde heeft om haar as gedraaid sinds het ontstaan van het universum.