aanhouden

Conjugations List of Aanhouden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhou aanhield aanheb aangehouden
jij, je, uhoudt aanhield aanhebt aangehouden
hij, zij, hethoudt aanhield aanheeft aangehouden
wijhouden aanhielden aanhebben aangehouden
julliehouden aanhielden aanhebben aangehouden
zij, zehouden aanhielden aanhebben aangehouden

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanhouden with some of the pronouns.

  • Ik houd de paraplu vast terwijl het regent.
  • Hij houdt altijd zijn sleutels bij zich.
  • Zij houdt van dansen in haar vrije tijd.
  • Wij houden ons aan de gemaakte afspraken.
  • Jullie houden van wandelen in de natuur.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanhouden with some of the pronouns.

  • Ik hield de paraplu vast toen het begon te regenen.
  • Hij hield altijd zijn sleutels bij zich tijdens het reizen.
  • Zij hield van dansen toen ze jonger was.
  • Wij hielden ons aan de gemaakte afspraken, maar soms waren er misverstanden.
  • Jullie hielden van wandelen in de natuur toen jullie nog kinderen waren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanhouden with some of the pronouns.

  • Ik heb de paraplu vastgehouden terwijl het regende.
  • Hij heeft altijd zijn sleutels bij zich gehouden.
  • Zij heeft van dansen in haar vrije tijd gehouden.
  • Wij hebben ons aan de gemaakte afspraken gehouden.
  • Jullie hebben van wandelen in de natuur gehouden.