schiften
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schift | schiftte | heb geschift |
jij, je, u | schift | schiftte | hebt geschift |
hij, zij, het | schift | schiftte | heeft geschift |
wij | schiften | schiftten | hebben geschift |
jullie | schiften | schiftten | hebben geschift |
zij, ze | schiften | schiftten | hebben geschift |
PresensBeta
Example presens sentences for Schiften with some of the pronouns.
- Ik schift de ingrediënten voor de salade.
- Jij schift het mengsel zorgvuldig.
- Hij schift de melk om de klontjes eruit te halen.
- Wij schiften de taken eerlijk tussen ons.
- Zij schiften de documenten op relevantie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schiften with some of the pronouns.
- Ik schiftte de ingrediënten voor de salade.
- Jij schiftte het mengsel zorgvuldig.
- Hij schiftte de melk om de klontjes eruit te halen.
- Wij schiftten de taken eerlijk tussen ons.
- Zij schiftten de documenten op relevantie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schiften with some of the pronouns.
- Ik heb de ingrediënten voor de salade geschift.
- Jij hebt het mengsel zorgvuldig geschift.
- Hij heeft de melk geschift om de klontjes eruit te halen.
- Wij hebben de taken eerlijk geschift tussen ons.
- Zij hebben de documenten op relevantie geschift.