vrijspreken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spreek vrij | sprak vrij | heb vrijgesproken |
jij, je, u | spreekt vrij | sprak vrij | hebt vrijgesproken |
hij, zij, het | spreekt vrij | sprak vrij | heeft vrijgesproken |
wij | spreken vrij | spraken vrij | hebben vrijgesproken |
jullie | spreken vrij | spraken vrij | hebben vrijgesproken |
zij, ze | spreken vrij | spraken vrij | hebben vrijgesproken |
PresensBeta
Example presens sentences for Vrijspreken with some of the pronouns.
- Ik spreek de verdachte vrij van alle aanklachten.
- Jij spreekt de verdachte vrij na een zorgvuldig onderzoek.
- Hij/zij spreekt de verdachte vrij wegens gebrek aan bewijs.
- Wij spreken de verdachte vrij op basis van getuigenverklaringen.
- Zij spreken de verdachte vrij en leggen de schuld bij een ander.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vrijspreken with some of the pronouns.
- Ik sprak de verdachte vrij, maar later bleek hij toch schuldig te zijn.
- Jij sprak de verdachte vrij zonder voldoende bewijsmateriaal.
- Hij/zij sprak de verdachte vrij uit medelijden.
- Wij spraken de verdachte vrij, maar de publieke opinie was verdeeld.
- Zij spraken de verdachte vrij en veroorzaakten daarmee veel controverse.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vrijspreken with some of the pronouns.
- Ik heb de verdachte vrijgesproken na een langdurig proces.
- Jij hebt de verdachte vrijsproken met overtuigend bewijs.
- Hij/zij heeft de verdachte vrijgesproken ondanks sterke vermoedens.
- Wij hebben de verdachte vrijgesproken na grondig onderzoek.
- Zij hebben de verdachte vrijsproken en zijn nu op zoek naar andere daders.