veilen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | veil | veilde | heb geveild |
jij, je, u | veilt | veilde | hebt geveild |
hij, zij, het | veilt | veilde | heeft geveild |
wij | veilen | veilden | hebben geveild |
jullie | veilen | veilden | hebben geveild |
zij, ze | veilen | veilden | hebben geveild |
PresensBeta
Example presens sentences for Veilen with some of the pronouns.
- Ik veiling regelmatig antiek op de markt.
- De veiling begint om zeven uur vanavond.
- Jij veilt je schilderijen online, toch?
- Wij veilen het huis volgende week.
- Zij veilen hun oude meubels om geld in te zamelen voor het goede doel.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Veilen with some of the pronouns.
- Vroeger veilde ik mijn overtollige spullen op rommelmarkten.
- Toen ik jong was, veilden we vaak samen met onze buren.
- Hij veilde altijd zijn eigen creaties tijdens de kunstbeurs.
- In die tijd werden er veel landgoederen geveild.
- Als kind droomde ik ervan om een veilingmeester te zijn en alles te veilen wat ik kon vinden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Veilen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een prachtige vaas geveild.
- Heb jij ooit een kunstwerk geveild?
- Wij hebben veel waardevolle spullen geveild op de veiling.
- Zij heeft haar verzameling munten geveild en er een aardig bedrag voor gekregen.
- De organisatie heeft vorige maand een benefietveiling georganiseerd.