schamen

Conjugations List of Schamen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschaamschaamdeheb geschaamd
jij, je, uschaamtschaamdehebt geschaamd
hij, zij, hetschaamtschaamdeheeft geschaamd
wijschamenschaamdenhebben geschaamd
jullieschamenschaamdenhebben geschaamd
zij, zeschamenschaamdenhebben geschaamd

Presens
Beta

Example presens sentences for Schamen with some of the pronouns.

  • Ik schaam me voor mijn fouten.
  • Jij schaamt je voor je gedrag.
  • Hij schaamt zich voor zijn gebrek aan kennis.
  • Zij schamen zich voor hun late aankomst.
  • Wij schamen ons voor onze slechte prestaties.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schamen with some of the pronouns.

  • Ik schaamde me voor mijn verlegenheid.
  • Jij schaamde je voor je leugens.
  • Hij schaamde zich voor zijn overmoedigheid.
  • Zij schaamden zich voor hun gebrek aan respect.
  • Wij schaamden ons voor onze vroegere fouten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schamen with some of the pronouns.

  • Ik heb me geschaamd voor mijn gedrag.
  • Jij hebt je geschaamd voor je uitspraken.
  • Hij heeft zich geschaamd voor zijn onbeleefdheid.
  • Zij hebben zich geschaamd voor hun misstappen.
  • Wij hebben ons geschaamd voor onze nalatigheid.