overheersen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | overheers | overheerste | heb overheerst |
jij, je, u | overheerst | overheerste | hebt overheerst |
hij, zij, het | overheerst | overheerste | heeft overheerst |
wij | overheersen | overheersten | hebben overheerst |
jullie | overheersen | overheersten | hebben overheerst |
zij, ze | overheersen | overheersten | hebben overheerst |
PresensBeta
Example presens sentences for Overheersen with some of the pronouns.
- De zon overheerst de hemel vandaag.
- Dat team overheerst de competitie al jarenlang.
- De geur van versgebakken brood overheerst in de bakkerij.
- Het verlangen naar vrijheid overheerst hun gedachten.
- De angst om te falen overheerst haar beslissingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overheersen with some of the pronouns.
- Vroeger overheerste de aristocratie de samenleving.
- Toen ik jong was, overheerste de angst me vaak.
- Het gebrek aan middelen overheerste in die moeilijke periode.
- De chaos overheerste tijdens de protesten.
- In de middeleeuwen overheerste de kerk het dagelijks leven.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overheersen with some of the pronouns.
- Hij heeft de wedstrijd overheerst met zijn indrukwekkende prestaties.
- We hebben het probleem succesvol overheerst en opgelost.
- De invloed van technologie heeft onze levens overheerst.
- Ze heeft de concurrentie overheerst met haar innovatieve ideeën.
- De storm heeft het landschap tijdelijk overheerst.