voorkomen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kom voor | kwam voor | heb voorgekomen |
jij, je, u | komt voor | kwam voor | hebt voorgekomen |
hij, zij, het | komt voor | kwam voor | heeft voorgekomen |
wij | komen voor | kwamen voor | hebben voorgekomen |
jullie | komen voor | kwamen voor | hebben voorgekomen |
zij, ze | komen voor | kwamen voor | hebben voorgekomen |
PresensBeta
Example presens sentences for Voorkomen with some of the pronouns.
- Ik kom vaak voorkomende problemen tegen in mijn werk.
- Jij komt regelmatig voorkomende situaties tegen in jouw dagelijks leven.
- Hij/zij/het komt zelden voorkomende gevallen tegen tijdens zijn/haar onderzoek.
- Wij komen soms ongewenst gedrag tegen in onze gemeenschap.
- Jullie komen af en toe misverstanden tegen tijdens jullie samenwerking.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voorkomen with some of the pronouns.
- Toen ik jonger was, kwam ik vaak voorkomende problemen tegen.
- Vroeger kwam jij regelmatig voorkomende situaties tegen.
- Hij/zij/het kwam vroeger zelden voorkomende gevallen tegen.
- In het verleden kwamen wij soms ongewenst gedrag tegen.
- Jullie kwamen vroeger vaak misverstanden tegen tijdens jullie samenwerking.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voorkomen with some of the pronouns.
- Ik ben al eerder voorkomende problemen tegengekomen.
- Jij hebt recentelijk voorkomende situaties meegemaakt.
- Hij/zij/het is nooit eerder voorkomende gevallen tegengekomen.
- Wij hebben al vaker ongewenst gedrag aangetroffen.
- Jullie zijn al meerdere keren misverstanden tegengekomen.