wringen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wring | wrong | heb gewrongen |
jij, je, u | wringt | wrong | hebt gewrongen |
hij, zij, het | wringt | wrong | heeft gewrongen |
wij | wringen | wrongen | hebben gewrongen |
jullie | wringen | wrongen | hebben gewrongen |
zij, ze | wringen | wrongen | hebben gewrongen |
Presens
Example presens sentences for Wringen with some of the pronouns.
- Ik wring de natte handdoek uit.
- Jij wringt je in allerlei bochten om het probleem op te lossen.
- Hij wringt zich in allerlei kronkels om onder zijn verantwoordelijkheid uit te komen.
- Wij wringen ons door de menigte heen om vooraan te staan.
- Zij wringen de tube tandpasta leeg voor de laatste restjes.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Wringen with some of the pronouns.
- Ik wrong de natte handdoek uit.
- Jij wrong je in allerlei bochten om het probleem op te lossen.
- Hij wrong zich in allerlei kronkels om onder zijn verantwoordelijkheid uit te komen.
- Wij wrongen ons door de menigte heen om vooraan te staan.
- Zij wrongen de tube tandpasta leeg voor de laatste restjes.
Perfectum
Example perfectum sentences for Wringen with some of the pronouns.
- Ik heb de natte handdoek uitgewrongen.
- Jij bent in allerlei bochten gewrongen om het probleem op te lossen.
- Hij is zich in allerlei kronkels gewrongen om onder zijn verantwoordelijkheid uit te komen.
- Wij hebben ons door de menigte heen gewrongen om vooraan te staan.
- Zij hebben de tube tandpasta leeggewrongen voor de laatste restjes.