weglachen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lach weg | lachte weg | heb weggelachen |
jij, je, u | lacht weg | lachte weg | hebt weggelachen |
hij, zij, het | lacht weg | lachte weg | heeft weggelachen |
wij | lachen weg | lachten weg | hebben weggelachen |
jullie | lachen weg | lachten weg | hebben weggelachen |
zij, ze | lachen weg | lachten weg | hebben weggelachen |
PresensBeta
Example presens sentences for Weglachen with some of the pronouns.
- Ik lach de grap weg.
- Jij lacht de situatie weg.
- Hij lacht zijn problemen weg.
- Zij lachen de kritiek weg.
- Wij lachen de stress weg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Weglachen with some of the pronouns.
- Ik lachte de pijn weg.
- Jij lachte het misverstand weg.
- Hij lachte haar zorgen weg.
- Zij lachten de spanning weg.
- Wij lachten de onzekerheid weg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Weglachen with some of the pronouns.
- Ik heb de mop weggelachen.
- Jij hebt de moeilijkheden weggeleerd.
- Hij heeft zijn angsten weggenomen.
- Zij hebben de twijfels weggenomen.
- Wij hebben de zorgen weggenomen.