afstoppen

Conjugations List of Afstoppen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstop afstopte afheb afgestopt
jij, je, ustopt afstopte afhebt afgestopt
hij, zij, hetstopt afstopte afheeft afgestopt
wijstoppen afstopten afhebben afgestopt
julliestoppen afstopten afhebben afgestopt
zij, zestoppen afstopten afhebben afgestopt

Presens
Beta

Example presens sentences for Afstoppen with some of the pronouns.

  • Ik stop de bal af voordat hij het doel bereikt.
  • Jij stopt de auto af om een passagier op te pikken.
  • Hij stopt de klok af voordat hij begint te tikken.
  • Zij stoppen de vergadering af na het bespreken van alle punten.
  • We stoppen de machine af wanneer er een storing optreedt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afstoppen with some of the pronouns.

  • Ik stopte de bal af voordat hij het doel bereikte.
  • Jij stopte de auto af om een passagier op te pikken.
  • Hij stopte de klok af voordat hij begon te tikken.
  • Zij stopten de vergadering af na het bespreken van alle punten.
  • We stopten de machine af toen er een storing optrad.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afstoppen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal afgestopt voordat hij het doel bereikte.
  • Jij hebt de auto afgestopt om een passagier op te pikken.
  • Hij heeft de klok afgestopt voordat hij begon te tikken.
  • Zij hebben de vergadering afgestopt na het bespreken van alle punten.
  • We hebben de machine afgestopt toen er een storing optrad.