uitblinken

Conjugations List of Uitblinken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblink uitblonk uitheb uitgeblonken
jij, je, ublinkt uitblonk uithebt uitgeblonken
hij, zij, hetblinkt uitblonk uitheeft uitgeblonken
wijblinken uitblonken uithebben uitgeblonken
jullieblinken uitblonken uithebben uitgeblonken
zij, zeblinken uitblonken uithebben uitgeblonken

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitblinken with some of the pronouns.

  • Ik blink uit in wiskunde.
  • Jij blinkt uit in sport.
  • Hij of zij blinkt uit in muziek.
  • Wij blinken uit in teamwork.
  • Jullie blinken uit in creativiteit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitblinken with some of the pronouns.

  • Ik blonk uit in mijn vorige baan.
  • Jij blonk uit tijdens de schoolmusical.
  • Hij of zij blonk uit als een getalenteerde pianist.
  • Wij blonken uit in het voltooien van het project.
  • Jullie blonken uit met jullie inzet.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitblinken with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgeblonken op het examen.
  • Jij bent uitgeblonken tijdens de presentatie.
  • Hij of zij is uitgeblonken in de wedstrijd.
  • Wij zijn uitgeblonken in het organiseren van het evenement.
  • Jullie zijn uitgeblonken in jullie prestaties.