herlezen

Conjugations List of Herlezen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikherleesherlasheb herlezen
jij, je, uherleestherlashebt herlezen
hij, zij, hetherleestherlasheeft herlezen
wijherlezenherlazenhebben herlezen
jullieherlezenherlazenhebben herlezen
zij, zeherlezenherlazenhebben herlezen

Presens
Beta

Example presens sentences for Herlezen with some of the pronouns.

  • Ik herlees regelmatig boeken om ze opnieuw te ervaren.
  • Jij herleest de krant elke ochtend tijdens het ontbijt.
  • Hij/zij herleest de instructies voordat hij/zij begint met bouwen.
  • Wij herlezen vaak oude brieven om herinneringen op te halen.
  • Jullie herlezen de lesstof voor het examen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Herlezen with some of the pronouns.

  • Vroeger herlas ik altijd mijn favoriete sprookjesboek voor het slapengaan.
  • Toen ik jong was, herlazen wij elke zomer de oude dagboeken van onze grootouders.
  • Hij/zij herlas vaak zijn/haar oude aantekeningen om de stof beter te begrijpen.
  • Als kind herlazen we de grappige passages in stripboeken steeds opnieuw.
  • Elke avond herlazen jullie het hoofdstuk dat je die dag had gelezen voor de boekenclub.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Herlezen with some of the pronouns.

  • Ik heb de roman al drie keer herlezen.
  • Jij hebt de handleiding gisteren herlezen voordat je aan de klus begon.
  • Hij/zij heeft alle artikelen van de website herlezen om fouten te corrigeren.
  • Wij hebben vorige week samen het rapport herlezen.
  • Jullie hebben de gedichtenbundel meerdere keren herlezen om de betekenis te begrijpen.