warren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | war | warde | heb geward |
jij, je, u | wart | warde | hebt geward |
hij, zij, het | wart | warde | heeft geward |
wij | warren | warden | hebben geward |
jullie | warren | warden | hebben geward |
zij, ze | warren | warden | hebben geward |
PresensBeta
Example presens sentences for Warren with some of the pronouns.
- Ik war, jij waart, hij/zij/het waart.
- Wij waren, jullie waren, zij waren.
- War je al op de hoogte?
- De kinderen waren in de tuin aan het spelen.
- We waren verrast door het nieuws.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Warren with some of the pronouns.
- Ik warde, jij warde, hij/zij/het warde.
- Wij warren, jullie warren, zij warren.
- Vroeger warde ik altijd erg onzeker.
- Toen we jonger waren, warren we goede vrienden.
- Het warde de hele nacht door in de stad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Warren with some of the pronouns.
- Ik heb gewarren, jij hebt gewarren, hij/zij/het heeft gewarren.
- Wij hebben gewarren, jullie hebben gewarren, zij hebben gewarren.
- Heb je ooit gewarren in Europa?
- Ze hebben de hele dag gewarren aan dat project.
- We zijn naar het strand gewarren dit weekend.