aandringen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dring aan | drong aan | heb aangedrongen |
jij, je, u | dringt aan | drong aan | hebt aangedrongen |
hij, zij, het | dringt aan | drong aan | heeft aangedrongen |
wij | dringen aan | drongen aan | hebben aangedrongen |
jullie | dringen aan | drongen aan | hebben aangedrongen |
zij, ze | dringen aan | drongen aan | hebben aangedrongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Aandringen with some of the pronouns.
- Ik dring erop aan dat je je huiswerk maakt.
- Hij dringt erop aan om op tijd te komen.
- Zij dringen erop aan dat we meer aandacht besteden aan het milieu.
- We dringen erop aan dat de regering actie onderneemt tegen klimaatverandering.
- Jullie dringen erop aan om de afspraken na te komen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aandringen with some of the pronouns.
- Ik heb erop aangedrongen dat ze haar gedrag verandert.
- Hij heeft erop aangedrongen om een andere aanpak te proberen.
- Zij hebben erop aangedrongen dat we meer tijd besteden aan teambuilding.
- We hebben erop aangedrongen dat de klachten serieus worden genomen.
- Jullie hebben erop aangedrongen om de regels strenger te handhaven.