pakken

Conjugations List of Pakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpakpakteheb gepakt
jij, je, upaktpaktehebt gepakt
hij, zij, hetpaktpakteheeft gepakt
wijpakkenpaktenhebben gepakt
julliepakkenpaktenhebben gepakt
zij, zepakkenpaktenhebben gepakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Pakken with some of the pronouns.

  • Ik pak de bal.
  • Hij pakt zijn jas.
  • Zij pakt de boeken.
  • We pakken de trein naar Amsterdam.
  • Jullie pakken de cadeautjes in.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pakken with some of the pronouns.

  • Ik pakte de bal.
  • Hij pakte zijn jas.
  • Zij pakte de boeken.
  • We pakten de trein naar Amsterdam.
  • Jullie pakten de cadeautjes in.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pakken with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal gepakt.
  • Hij heeft zijn jas gepakt.
  • Zij heeft de boeken gepakt.
  • We hebben de trein naar Amsterdam gepakt.
  • Jullie hebben de cadeautjes ingepakt.