driegen

Conjugations List of Driegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdriegdriegdeheb gedriegd
jij, je, udriegtdriegdehebt gedriegd
hij, zij, hetdriegtdriegdeheeft gedriegd
wijdriegendriegdenhebben gedriegd
julliedriegendriegdenhebben gedriegd
zij, zedriegendriegdenhebben gedriegd

Presens
Beta

Example presens sentences for Driegen with some of the pronouns.

  • Ik dreig met juridische stappen als je niet stopt.
  • Jij dreigt altijd met weggaan, maar doe het nooit.
  • Hij dreigt zijn baan te verliezen als hij niet beter presteert.
  • Zij dreigen de vergadering te boycotten.
  • Wij dreigen onze plannen te moeten wijzigen vanwege het slechte weer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Driegen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, dreigde mijn moeder me met straf als ik niet luisterde.
  • Hij dreigde uit het raam te springen als hij zijn zin niet kreeg.
  • Zij dreigden hun huis te verliezen door de financiële crisis.
  • Wij dreigden de wedstrijd te verliezen, maar we kwamen terug in de laatste minuut.
  • Jullie dreigden te laat te komen, maar gelukkig waren jullie op tijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Driegen with some of the pronouns.

  • Ik heb gedreigd om de politie te bellen.
  • Jij bent altijd zo stoer geweest en hebt gedreigd met geweld.
  • Hij heeft gedreigd ontslag te nemen als zijn salaris niet wordt verhoogd.
  • Zij heeft gedreigd de relatie te verbreken als hij niet verandert.
  • Wij hebben gedreigd de samenwerking stop te zetten als er geen verbetering komt.