beoefenen

Conjugations List of Beoefenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeoefenbeoefendeheb beoefend
jij, je, ubeoefentbeoefendehebt beoefend
hij, zij, hetbeoefentbeoefendeheeft beoefend
wijbeoefenenbeoefendenhebben beoefend
julliebeoefenenbeoefendenhebben beoefend
zij, zebeoefenenbeoefendenhebben beoefend

Presens

Example presens sentences for Beoefenen with some of the pronouns.

  • Ik beoefen voetbal in mijn vrije tijd.
  • Jij beoefent yoga om te ontspannen.
  • Hij oefent piano beoefenen om zijn vaardigheden te verbeteren.
  • Zij beoefenen dans op professioneel niveau.
  • Wij beoefenen regelmatig meditatie voor innerlijke rust.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Beoefenen with some of the pronouns.

  • Vroeger beoefende ik voetbal, maar nu niet meer.
  • Als kind beoefende jij ballet en tapdans.
  • Hij beoefende gitaar tijdens zijn studententijd.
  • Zij beoefenden tennis elke zomer.
  • Wij beoefenden vroeger samen karate in de sportschool.

Perfectum

Example perfectum sentences for Beoefenen with some of the pronouns.

  • Ik heb voetbal beoefend sinds ik jong was.
  • Jij hebt yoga beoefend tijdens je vakantie.
  • Hij heeft al jarenlang piano beoefend.
  • Zij hebben in verschillende landen dans beoefend.
  • Wij hebben samen meditatie beoefend voor een diepere connectie.