meemaken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | maak mee | maakte mee | heb meegemaakt |
jij, je, u | maakt mee | maakte mee | hebt meegemaakt |
hij, zij, het | maakt mee | maakte mee | heeft meegemaakt |
wij | maken mee | maakten mee | hebben meegemaakt |
jullie | maken mee | maakten mee | hebben meegemaakt |
zij, ze | maken mee | maakten mee | hebben meegemaakt |
Presens
Example presens sentences for Meemaken with some of the pronouns.
- Ik maak vaak mooie momenten mee tijdens mijn reizen.
- Hij maakt regelmatig grappige situaties mee op zijn werk.
- Wij maken altijd leuke avonturen mee tijdens onze vakanties.
- Jullie maken soms moeilijke beslissingen mee in het leven.
- Zij maken zelden bijzondere gebeurtenissen mee in hun stad.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Meemaken with some of the pronouns.
- Vroeger maakte ik altijd leuke uitstapjes mee met mijn familie.
- Toen ik jong was, maakte ik vaak ruzies mee op school.
- Wij maakten vroeger gezellige feestjes mee bij onze buren.
- Jullie maakten regelmatig interessante discussies mee tijdens de colleges.
- Zij maakten langdurige verbouwingen mee in hun huis.
Perfectum
Example perfectum sentences for Meemaken with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren een geweldig concert meegemaakt.
- Hij heeft al veel succesvolle projecten meegemaakt in zijn carrière.
- Wij hebben onlangs een indrukwekkende theatervoorstelling meegemaakt.
- Jullie hebben een fantastische bruiloft meegemaakt.
- Zij hebben veel veranderingen meegemaakt sinds ze verhuisd zijn.