verluchten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verlucht | verluchtte | heb verlucht |
jij, je, u | verlucht | verluchtte | hebt verlucht |
hij, zij, het | verlucht | verluchtte | heeft verlucht |
wij | verluchten | verluchtten | hebben verlucht |
jullie | verluchten | verluchtten | hebben verlucht |
zij, ze | verluchten | verluchtten | hebben verlucht |
Presens
Example presens sentences for Verluchten with some of the pronouns.
- Ik verlucht de kamer elke ochtend.
- Jij verlucht de gordijnen regelmatig.
- Hij verlucht zijn gedachten tijdens het wandelen.
- Zij verluchten de tent na elke kampeervakantie.
- Wij verluchten de ruimte voor het feest begint.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verluchten with some of the pronouns.
- Ik verluchtte de kamer elke ochtend toen ik nog thuis woonde.
- Jij verluchtte de gordijnen regelmatig in het verleden.
- Hij verluchtte zijn gedachten vaak tijdens het wandelen vroeger.
- Zij verluchtten de tent na elke kampeervakantie in het verleden.
- Wij verluchtten de ruimte altijd voor het feest begon vroeger.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verluchten with some of the pronouns.
- Ik heb de kamer vanochtend verlucht.
- Jij hebt de gordijnen gisteren verlucht.
- Hij heeft zijn gedachten vaak verlucht tijdens het wandelen.
- Zij hebben de tent na elke kampeervakantie verlucht.
- Wij hebben de ruimte voor het feest verlucht.