walen

Conjugations List of Walen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwaalwaaldeheb gewaald
jij, je, uwaaltwaaldehebt gewaald
hij, zij, hetwaaltwaaldeheeft gewaald
wijwalenwaaldenhebben gewaald
julliewalenwaaldenhebben gewaald
zij, zewalenwaaldenhebben gewaald

Presens
Beta

Example presens sentences for Walen with some of the pronouns.

  • Ik waal door het bos.
  • Jij waalt langs de rivier.
  • Hij/Zij waalt op het strand.
  • Wij walen door de stad.
  • Zij walen in het park.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Walen with some of the pronouns.

  • Ik waalde vroeger vaak in de duinen.
  • Jij waalde door de straten van Amsterdam.
  • Hij/Zij waalde regelmatig door de weilanden.
  • Wij waalden in de tuin toen het begon te regenen.
  • Zij waalden door het park tijdens de zonsondergang.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Walen with some of the pronouns.

  • Ik heb gewaald in de bergen.
  • Jij bent langs de kust gewaald.
  • Hij/Zij is door het veld gewaald.
  • Wij hebben in het meer gewaald.
  • Zij zijn door de bossen gewaald.