ontzeggen

Conjugations List of Ontzeggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontzegontzegde;ontzeiheb ontzegd
jij, je, uontzegtontzegde;ontzeihebt ontzegd
hij, zij, hetontzegtontzegde;ontzeiheeft ontzegd
wijontzeggenontzegden;ontzeidenhebben ontzegd
jullieontzeggenontzegden;ontzeidenhebben ontzegd
zij, zeontzeggenontzegden;ontzeidenhebben ontzegd

Presens
Beta

Example presens sentences for Ontzeggen with some of the pronouns.

  • Ik ontzeg hem toegang tot de vergadering.
  • Jij ontzegt jezelf plezier door zo hard te werken.
  • Hij ontzegt anderen hun recht op vrijheid.
  • Wij ontzeggen hen de mogelijkheid om deel te nemen.
  • Zij ontzeggen ons de toegang tot het terrein.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ontzeggen with some of the pronouns.

  • Ik ontzei hem de toegang tot de vergadering.
  • Jij ontzei jezelf plezier door zo hard te werken.
  • Hij ontzei anderen hun recht op vrijheid.
  • Wij ontzeiden hen de mogelijkheid om deel te nemen.
  • Zij ontzeiden ons de toegang tot het terrein.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ontzeggen with some of the pronouns.

  • Ik heb hem de toegang tot de vergadering ontzegd.
  • Jij hebt jezelf plezier ontzegd door zo hard te werken.
  • Hij heeft anderen hun recht op vrijheid ontzegd.
  • Wij hebben hen de mogelijkheid om deel te nemen ontzegd.
  • Zij hebben ons de toegang tot het terrein ontzegd.