liplezen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lees lip | las lip | heb lipgelezen |
jij, je, u | leest lip | las lip | hebt lipgelezen |
hij, zij, het | leest lip | las lip | heeft lipgelezen |
wij | lezen lip | lazen lip | hebben lipgelezen |
jullie | lezen lip | lazen lip | hebben lipgelezen |
zij, ze | lezen lip | lazen lip | hebben lipgelezen |
PresensBeta
Example presens sentences for Liplezen with some of the pronouns.
- Ik lees lippen om beter te kunnen communiceren.
- Jij leest lippen tijdens het gesprek.
- Hij/Zij leest lippen om de woorden te begrijpen.
- Wij lezen lippen als onderdeel van onze studie.
- Zij lezen lippen om mensen met gehoorproblemen te helpen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Liplezen with some of the pronouns.
- Ik las lippen om te begrijpen wat ze zeiden.
- Jij las lippen terwijl je luisterde naar de muziek.
- Hij/Zij las lippen om te zien of ze de waarheid spraken.
- Wij lazen lippen gedurende de hele vergadering.
- Zij lazen lippen om te achterhalen wat er gebeurde.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Liplezen with some of the pronouns.
- Ik heb lippen gelezen om hun boodschap te ontcijferen.
- Jij hebt lippen gelezen in die moeilijke situatie.
- Hij/Zij heeft lippen gelezen tijdens de presentatie.
- Wij hebben lippen gelezen voor ons onderzoek.
- Zij hebben lippen gelezen om misverstanden te voorkomen.