aandraaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | draai aan | draaide aan | heb aangedraaid |
jij, je, u | draait aan | draaide aan | hebt aangedraaid |
hij, zij, het | draait aan | draaide aan | heeft aangedraaid |
wij | draaien aan | draaiden aan | hebben aangedraaid |
jullie | draaien aan | draaiden aan | hebben aangedraaid |
zij, ze | draaien aan | draaiden aan | hebben aangedraaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Aandraaien with some of the pronouns.
- Ik draai de schroef aan.
- Jij draait de kraan aan.
- Hij draait de volume knop aan.
- Zij draaien de dop aan.
- Wij draaien de sleutel aan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aandraaien with some of the pronouns.
- Ik draaide de schroef aan.
- Jij draaide de kraan aan.
- Hij draaide de volume knop aan.
- Zij draaiden de dop aan.
- Wij draaiden de sleutel aan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aandraaien with some of the pronouns.
- Ik heb de schroef aangedraaid.
- Jij hebt de kraan aangedraaid.
- Hij heeft de volume knop aangedraaid.
- Zij hebben de dop aangedraaid.
- Wij hebben de sleutel aangedraaid.