opleiden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | leid op | leidde op | heb opgeleid |
jij, je, u | leidt op | leidde op | hebt opgeleid |
hij, zij, het | leidt op | leidde op | heeft opgeleid |
wij | leiden op | leidden op | hebben opgeleid |
jullie | leiden op | leidden op | hebben opgeleid |
zij, ze | leiden op | leidden op | hebben opgeleid |
PresensBeta
Example presens sentences for Opleiden with some of the pronouns.
- Ik leid mensen op tot gekwalificeerde professionals.
- Jij leidt nieuwe medewerkers op in ons bedrijf.
- Hij/zij leidt een team van stagiairs op.
- Wij leiden studenten op tot bekwame artsen.
- Jullie leiden de volgende generatie ingenieurs op.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opleiden with some of the pronouns.
- Ik leidde mensen op tot gekwalificeerde professionals.
- Jij leidde nieuwe medewerkers op in ons bedrijf.
- Hij/zij leidde een team van stagiairs op.
- Wij leidden studenten op tot bekwame artsen.
- Jullie leidden de volgende generatie ingenieurs op.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opleiden with some of the pronouns.
- Ik heb mensen opgeleid tot gekwalificeerde professionals.
- Jij hebt nieuwe medewerkers opgeleid in ons bedrijf.
- Hij/zij heeft een team van stagiairs opgeleid.
- Wij hebben studenten opgeleid tot bekwame artsen.
- Jullie hebben de volgende generatie ingenieurs opgeleid.