afdruipen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | druip af | droop af | ben afgedropen |
jij, je, u | druipt af | droop af | bent afgedropen |
hij, zij, het | druipt af | droop af | is afgedropen |
wij | druipen af | dropen af | zijn afgedropen |
jullie | druipen af | dropen af | zijn afgedropen |
zij, ze | druipen af | dropen af | zijn afgedropen |
Presens
Example presens sentences for Afdruipen with some of the pronouns.
- Ik druip af na de regenbui.
- Jij druipt af als het te moeilijk wordt.
- Hij/Zij/Het druipt af zonder iets te zeggen.
- Wij druipen af vanwege de teleurstelling.
- Jullie druipen af voordat de film afgelopen is.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Afdruipen with some of the pronouns.
- Ik droop af terwijl de anderen bleven.
- Jij droop af omdat je geen zin meer had.
- Hij/Zij/Het droop af voordat ik kon reageren.
- Wij dropen af nadat we ons punt hadden gemaakt.
- Jullie dropten af toen het te druk werd.
Perfectum
Example perfectum sentences for Afdruipen with some of the pronouns.
- Ik ben afgedropen nadat ik mijn excuses had aangeboden.
- Jij bent afgedropen na het verliezen van de wedstrijd.
- Hij/Zij/Het is afgedropen toen hij de politie zag.
- Wij zijn afgedropen uit de saaie vergadering.
- Jullie zijn afgedropen nadat jullie betrapt werden.