verwonden

Conjugations List of Verwonden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverwondverwonddeheb verwond
jij, je, uverwondtverwonddehebt verwond
hij, zij, hetverwondtverwonddeheeft verwond
wijverwondenverwonddenhebben verwond
jullieverwondenverwonddenhebben verwond
zij, zeverwondenverwonddenhebben verwond

Presens
Beta

Example presens sentences for Verwonden with some of the pronouns.

  • Ik verwond mijn hand tijdens het koken.
  • Hij verwondt zichzelf vaak tijdens het sporten.
  • Zij verwonden de bomen met hun mesjes.
  • We verwonden onszelf soms per ongeluk.
  • Jullie verwonden de gevoelens van anderen met jullie woorden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verwonden with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, verwondde ik me vaak tijdens het spelen.
  • Hij verwondde zijn knie toen hij van de fiets viel.
  • Zij verwondden elkaar met hun scherpe woorden.
  • We verwondden onszelf regelmatig tijdens het werken.
  • Jullie verwondden de vriendschap door hem te negeren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verwonden with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn enkel verwond tijdens het wandelen.
  • Hij heeft zich gisteren verwond tijdens het klussen.
  • Zij hebben de kat verwond met hun spelletje.
  • We hebben ons nooit zo ernstig verwond.
  • Jullie hebben zijn vertrouwen diep verwond.