belemmeren

Conjugations List of Belemmeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbelemmerbelemmerdeheb belemmerd
jij, je, ubelemmertbelemmerdehebt belemmerd
hij, zij, hetbelemmertbelemmerdeheeft belemmerd
wijbelemmerenbelemmerdenhebben belemmerd
julliebelemmerenbelemmerdenhebben belemmerd
zij, zebelemmerenbelemmerdenhebben belemmerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Belemmeren with some of the pronouns.

  • Het weer belemmert mijn plannen voor vandaag.
  • De verkeersopstoppingen belemmeren de doorstroming van het verkeer.
  • Haar blessure belemmert haar prestaties op het sportveld.
  • De bureaucratie belemmert de voortgang van het project.
  • Hun meningsverschillen belemmeren een constructieve samenwerking.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Belemmeren with some of the pronouns.

  • Vroeger werd mijn groei belemmerd door onzekere omstandigheden.
  • Toen ik jong was, belemmerden mijn angsten me om nieuwe dingen te proberen.
  • In het verleden werden ze belemmerd door gebrek aan middelen.
  • Tijdens die periode belemmerde zijn ziekte zijn dagelijkse activiteiten.
  • In het verleden werden conflicten vaak belemmerd door miscommunicatie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Belemmeren with some of the pronouns.

  • Het slechte weer heeft mijn plannen voor vandaag belemmerd.
  • De verkeersopstoppingen hebben de doorstroming van het verkeer belemmerd.
  • Haar blessure heeft haar prestaties op het sportveld belemmerd.
  • De bureaucratie heeft de voortgang van het project belemmerd.
  • Hun meningsverschillen hebben een constructieve samenwerking belemmerd.