makelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | makel | makelde | heb gemakeld |
jij, je, u | makelt | makelde | hebt gemakeld |
hij, zij, het | makelt | makelde | heeft gemakeld |
wij | makelen | makelden | hebben gemakeld |
jullie | makelen | makelden | hebben gemakeld |
zij, ze | makelen | makelden | hebben gemakeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Makelen with some of the pronouns.
- Ik maakel een deal voor een nieuwe woning.
- Jij maakelt regelmatig met potentiƫle kopers.
- Hij/Zij maakelt succesvol in de vastgoedmarkt.
- Wij makelen al jarenlang in verschillende regio's.
- Zij makelen momenteel in commercieel vastgoed.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Makelen with some of the pronouns.
- Vroeger maakelde ik voornamelijk in de stad.
- Toen we jong waren, makelden we als hobby.
- Hij/Zij maakelde altijd met passie en geduld.
- In die tijd makelden we meer voor plezier dan voor winst.
- Elke zomer maakelden ze vakantiehuizen aan de kust.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Makelen with some of the pronouns.
- Ik heb een lucratieve deal gemaakt met een investeerder.
- Jij hebt al meerdere panden gemakeld dit jaar.
- Hij/Zij heeft ervaring opgedaan door veel te makelen.
- Wij hebben succesvolle transacties verricht in het verleden.
- Zij hebben net een groot project afgerond door te makelen.