terugzetten

Conjugations List of Terugzetten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzet terugzette terugheb teruggezet
jij, je, uzet terugzette terughebt teruggezet
hij, zij, hetzet terugzette terugheeft teruggezet
wijzetten terugzetten terughebben teruggezet
julliezetten terugzetten terughebben teruggezet
zij, zezetten terugzetten terughebben teruggezet

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugzetten with some of the pronouns.

  • Ik zet de boeken terug op de plank.
  • Hij zet zijn horloge altijd terug na het verzetten van de tijd.
  • Wij zetten de meubels terug op hun oorspronkelijke plaats.
  • Jullie zetten de klokken terug voor de wintertijd.
  • De kat zet haar pootjes voorzichtig terug op de grond.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugzetten with some of the pronouns.

  • Ik zette de boeken terug op de plank.
  • Hij zette zijn horloge altijd terug na het verzetten van de tijd.
  • Wij zetten de meubels terug op hun oorspronkelijke plaats.
  • Jullie zetten de klokken terug voor de wintertijd.
  • De kat zette haar pootjes voorzichtig terug op de grond.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugzetten with some of the pronouns.

  • Ik heb de boeken teruggezet op de plank.
  • Hij heeft zijn horloge altijd teruggezet na het verzetten van de tijd.
  • Wij hebben de meubels teruggezet op hun oorspronkelijke plaats.
  • Jullie hebben de klokken teruggezet voor de wintertijd.
  • De kat heeft haar pootjes voorzichtig teruggezet op de grond.